Historie
Het Verdronken Land van Saeftinghe kent een lange en rijke geschiedenis. Hieronder worden de verschillende fases van het gebied beschreven.
7000 jaar voor Chr.
Zeespiegelniveau 25 meter beneden huidig NAP: de ijstijd is voorbij, maar het is nog ijzig koud en er zijn aanhoudende zandstormen. Het landschap is kaal en toendra-achtig. Het hele delen land worden met stuifzand bedekt en er ontstaan zandruggen. Het klimaat wordt wat milder. Er groeien populieren, berken en dennen op de voorheen boomloze vlakten naast de zandrug. Riviertjes kronkelen door het land. De mensen in het gebied laten sporen als pijlpunten en stukjes vuursteen na.
4000 jaar voor Chr.
Zeespiegelniveau 5 meter beneden NAP: Het gebied is vochtig, er zijn moerassen met elzenbossen. Moerasplanten sterven in het najaar af en zakken in het water. Door zuurstofgebrek kunnen ze maar gedeeltelijk vergaan: het begin van veenvorming. Mensen vestigen zich op de dekzandrug. Het moeras levert voedsel als wild, gevogelte, vis, noten, bessen, wortels en vruchten. Bij de huizen zijn akkertjes en vee. Uit deze tijd zijn onder andere scherven van aardewerken potten gevonden.
2000 jaar voor Chr.
Zeespiegelniveau 2,5 meter beneden NAP: de zeespiegel stijgt en de dikte van de veenlagen aan beide zijden van de dekzandrug groeit. Maar de dekzandrug zelf overstroomt lang niet altijd en blijft hier en daar nog boven het groeiend veen uitsteken. Toch is het peil van het water al te hoog gestegen en noodzaakt de bewoners om het gebied te verlaten. Op de hoogste plekken is heide tot ontwikkeling gekomen. Op de meest vochtige plekken groeien planten als veenbes, zonnedauw en wollegras. Enkele berken en grove dennen houden het nog vol. In Saeftinghe wordt het veenpakket meters dik.
Ongeveer 1000 na Chr.
Zeespiegelniveau 0 meter NAP, zoals nu: de stijgende zeespiegel maakt van deze streek een gebied met uitgestrekte schorren en slikken. Door de overstroming met zout zeewater komt er een abrupt einde aan de veengroei. Het veen raakt doordrenkt met zout water. Het snelstromende water maakt geulen in het veenpakket. Hierdoor ontwatert het veen waardoor het inklinkt. Nu kan het veen nog vaker overspoelen en door bedekking met zeeklei zakt het veenniveau nog verder. Schaapherders ontdekken de uitgestrekte schorren en vestigen zich op de hogere oeverwallen in een kleine nederzetting. Uit deze periode zijn graven gevonden. De opbouw van de graven was als volgt: rondhouten paaltjes lagen op de bodem van het graf, daarop een laagje plantaardig materiaal, dan de overledene, afgedekt met een eikenhouten plank en daarover grond.
1500 na Chr.
Zeespiegelniveau 0 meter NAP ongeveer als nu: het schor slibt steeds hoger op. De Vlaamse monniken beginnen vanaf de dertiende eeuw de schorren te bedijken. Al in de veertiende eeuw bereikt Het Land van Saeftinghe zijn grootste omvang. De mensen wonen in de dorpen Saeftinghe, Casuwele, Namen en Sint Laureins. Landbouw, veeteelt en handel in turf (gedroogd veen) en zout bieden genoeg inkomsten. Er heerst een zekere voorspoed. Trots torent het slot Saeftinghe boven het omringende land uit. De slotheer int tol van schepen die op weg zijn naar Antwerpen.